Geschiedenis van Toneelvereniging Genesius De oprichting van Genesius
Er waren eens een enthousiast groepje toneelspelers en een toneelzaal waar zo’n 300 mensen in konden….. Dat is in het kort de reden waarom in 1929 Genesius (toen nog St. Genesius) werd opgericht. De oprichters waren, dhr. C. Voorn, dhr. H. Hogenboom, dhr. Joh. Schelling, dhr. J. v/d Meer, dhr. J.Rekelhof, dhr. H. Winter en dhr. P.J Grave Zoals elke katholieke vereniging, had ook Genesius een geestelijk adviseur. Dat was kapelaan Tabink, die ook betrokken was bij de oprichting. Deze geestelijke had medezeggenschap in de keuze van het stuk en wat er verder nog op de toneelavond werd gepresenteerd. Het eerste stuk dat gespeeld werd had als titel: “Het hoogste goed”. Tien spelers maakten in het seizoen 1930-1931 hun debuut. Jan van der Meer , Cees Voorn , Hein Winter , Johan Schelling , Cor Enthoven , Henk Lek , Arie Rekelhof , Willem Voorn Az , Pia Leenders, Arie Hogenboom De beginjaren van St. Genesius In de beginjaren gaf Genesius altijd twee voorstellingen per jaar. Eén met kerstmis en één op de vastenavond. Met kerstmis werd er meestal een drama of een toneelspel gespeeld en met de vastenavond een klucht of een blijspel. De opbrengst van de vastenavond was altijd bestemd voor de St. Elizabeth vereniging. Dat was een clubje vrouwen, dat zich inzette voor de armen en de zieken. Men betaalde toen 40 cent voor een tweede rang zitplaats en maar liefst 60 cent voor een eerste rang zitplaats. Vrouwelijke spelers mochten toen niet meespelen van de pastoor. Pia Leenders, die in het eerste stuk meespeelde, telde nog niet mee. Zij was nog maar een meisje van 14 jaar met een kinderrolletje. De eerste notulen dateren van 25 oktober 1933. Vanaf die tijd zijn er discussies geweest of er wel of niet gedanst kon worden na afloop. Er waren geluiden dat men het niet gepast vond in tijden van armoede, maar de inkomsten van de vereniging was voor 40% te danken aan de dansavond. In de Notulen van 28 november 1933 werd deze discussie nogmaals gehouden, maar nu met tussenkomst van de pastoor. Hij had een aantal voorwaarden opgeschreven waar de vereniging zich aan moest houden. Punt 1: Uitvoeringen in besloten kring. Punt 2: Uitvoeringen geven zonder dansgelegenheden. Punt 3: Mocht er toch gedanst worden, dan moet de vereniging het Rooms Katholiek laten vervallen. Het eerste punt was geen optie, want dan zouden de inkomsten niet genoeg zijn. Dhr. Leenders kaart nog eens aan om toch te proberen de dansgelegenheid te laten vervallen, waarop de heer Hogenboom antwoordt: “Dan is de kas leeg en de vereeniging op de flesch. Waarop Dhr. Leenders weer antwoordt: “Zoo dan de plaatselijke vereeniging geen uitvoeringen meer kunnen geven, dan zal ik noodgedwongen anderen moeten verzoeken hier dan uitvoeringen te geven.” De voorzitter besluit om nog eens met de pastoor te praten over een mogelijke oplossing. De volgende vergadering wordt gehouden op 5 december 1933 in aanwezigheid van de pastoor. Hij legt uit waarom hij de dansgelegenheid wil schrappen. “Ik mag de dansgelegenheden niet toestaan wegens de voorschriften van de kerk. In geen geval mag de vereeniging de naam van R.K voeren als er publiek dansen na gegeven wordt. Daar er ook niet Katholieken aanwezig zullen zijn, is het gevaar groot dat er gemengde huwelijken zullen ontstaan. De vereeniging moet maar eens de proef nemen, door te gaan, zonder bal na te geven. En mocht er een tekort wezen, dan zal ik dat bijpassen.” Het bestuur en de leden zijn het met de pastoor eens en besluiten om het maar eens zonder bal te proberen en gaan meteen een nieuw stuk uitzoeken dat in januari 1934 zal worden opgevoerd. Het stuk dat werd gekozen had als titel: “Meneer Klaproos”. Tevens werd er besloten om wat te bezuinigen en wel op de gebruikelijke sigaar. Deze werd vervangen door goedkoper tabak en een pijp. Toch bleven er meningsverschillen bestaan over het al dan niet houden van een dansavond. Dat blijkt uit het jaarverslag van 1936. “Wat betreft ongeregeldheden zijn er zoo goed als niets voorgevallen. Maar ja, eenigen kleinigheden omtrent ’t houden van een feestavond of zoiets, maar daar schrijf ik liever niet verder over. D’r valt in elke vereeniging wel eens iets voor.” Aldus H. Lek, secretaris. Helaas bleef de opkomst laag en was het voor de vereniging niet meer mogelijk om door te blijven spelen, zonder bal na te geven. In 1937 werd de vereniging voor drie dagen ontbonden, wegens een kastekort. Er werd weer met de pastoor gesproken en er werd besloten dat dansen na de uitvoering mag, maar alleen met de donateurs en introducés (van katholieke afkomst), maar er zouden geen mensen aan de deur worden ontvangen. Dankzij de vindingrijke leden zijn in dat jaar de donateurs geboren. Er werd voor het eerst donateurskaarten gelopen, door de leden. Ieder lid kreeg een eigen wijk. Doordat er weer werd gedanst na afloop was de tweede keer de zaal uitverkocht. In het jaarverslag 1936/1937 wordt de vereniging moed ingesproken door de secretaris Dhr Lek: “En daarom beurt wat beurt, vooral in dezen benarde crisistijden waarin onze R.K toneelvereeniging zeker niet gemist kan worden, zeg ik nogmaals houd moed. Laten wij 1938 weer met krachtige moed inzetten, laten wij weer eendrachtig met onze nieuwe Geestelijk adviseur de roem van St. Genesius hoog houden. Laten wij als echte toneelmannen van St. Genesius ’t spel nog hoger zien te krijgen als voorheen. Dat kan en dat moet.” In 1939 werd er voorzichtig geopperd om ook vrouwelijke leden tot de vereniging toe te laten treden. Er was weer behoefte aan wat verandering. Bovendien was de keuze van de stukken dan veel groter. Er moest eerst toestemming gevraagd worden aan de pastoor, maar dit verzoek werd afgewezen. Oorlogstijd In 1941 besloot de vereniging ondanks de oorlogstijd toch nog een voorstelling te geven en wel op 12 januari 1941. Er werd in de oorlogstijd uitsluitend gekozen voor blijspelen, omdat men graag wat vrolijkheid op de gezichten wilde zien. De zaal was stampvol. Dhr Lek schreef hierover: “Een ieder kon zijn leed nog eens weg lachen, want dat is toch wel eens hard nodig in dezen tijd. Dus daarom leden van St. Genesius ’n woord van hulde voor de gedaanen prestatie, ondanks allen kommer en leed onder dezen omstandigheden. Ook sprak hij zijn hoop uit voor de komende winter: Na de liefdadigheidsuitvoering werd het seizoen weer gesloten voor onze club, hopende dat de volgende winter, wanneer het nieuwe seizoen begint, de tijd wat gunstiger mogen zijn.” Zijn laatste woorden voordat de vereniging gedwongen werd te stoppen met spelen in verband met de oorlog waren: “Maar hoe ’t ook mogen zijn, mannen van St. Genesius, houd moed. Vooral in dezen ongekende strijd die nu gevochten wordt op leven en dood. Zie het leed van uw medemensen te verzachten door uw gezonde Hollandsche Toneelkunst en nog een aantal mooien stukken voor het voetlicht te brengen.” Kort daarna moest de vereniging onderduiken, omdat er een aantal leden verplicht te werk werden gesteld in Duitsland. Zij moesten onder te duiken. De boeken werden verstopt. Dit was om te voorkomen dat de Duitsers deze zouden lezen en erachter zouden komen dat er nog mannen in De Kwakel zaten, die nog niet in Duitsland werkten. Het geld dat de vereniging nog op de bank had staan werd naar een andere bank over gezet, om te voorkomen dat ze dat moesten afstaan aan de Duitsers. Vier jaar lang was er geen toneel en heel even waren zelfs de boeken zoek, zodat er een aantal verslagen op losse papiertjes stonden. Op 16 augustus 1945 werd de eerste vergadering sinds vier jaar gehouden. Er werd een nieuw bestuur gekozen en de pastoor gaf toestemming om ook vrouwelijke leden aan te nemen. Tevens werd er contributie gevraagd en dat werd vastgesteld op 25 cent. Het nieuwe bestuur bestond nu uit: Voorzitter: M. Voorn Secretaris: H. Lek Penningmeester: T. Hoogenboom Bibliothecaris: H. Winter Vijfde bestuurslid: Meester P.J Graven De vrouwen van Genesius Na de oorlog gaf de pastoor toch toestemming om gemengd te spelen. Het eerste stuk dat na de oorlog gemengd gespeeld werd, was het blijspel: “Over twaalf dagen tegen middernacht” Auteur: Gerard Nielen Bezetting: 5 dames, 6 à 7 heren Korte inhoud: De heer Appelmans regeert met straffe hand een huis vol vogels van divers pluimage: erfenisjagende familieleden, verliefde jongelui en personeel... Tot een krantenbericht over een komeet die spoedig de aarde zal verwoesten, zijn gezag vernietigt en de hele boel op zijn kop zet. Allemaal reageren ze anders op deze ramp. Een anders zo onderdanige nicht zegt Appelmans nu ongezouten de waarheid: hij hoeft nu toch niet meer ontzien te worden vanwege de erfenisrechten. Een pantoffelheld schudt het gehate juk van zich af, het personeel gaat in staking en begint te feesten. Wat wil je, als over twaalf dagen de wereld zal vergaan! Tja, als dan blijkt dat het bericht als 1 april-mop bedoeld was van iemand, die eens wilde kijken hoeveel ezels er nog rondlopen... Hier had hij er in ieder geval een huis vol kunnen vinden. Mensen met ambitie Na de oorlog werd de vereniging steeds ambitieuzer. Na een aantal “zware” stukken met succes te hebben opgevoerd in De Kwakel en omstreken werd door de secretaris gezegd: “Ja Genesius, ga zoo door. Laten wij het komende seizoen met nog zwaardere stukken komen. Want door nog meer studie kunnen wij nog meer bereiken. Temeer omdat onzen club over buitengewone krachten beschikt.” Tegelijkertijd werden de leden ook ambitieuzer en werd er gemopperd als men geen rol kreeg of een kleine rol. Er was jaloezie en men vermoedde dat er leden werden voorgetrokken. De secretaris zei hierover: “Laten wij de hoofden weer eenparig bij elkaar steken en niet mopperen als u geen rol krijgt, of een kleine rol te deel valt. Want heus er is geen voorliefde voor de één of andere speler.” Even ging het de vereniging voor de wind. Maar de gevolgen van de oorlog op de economie bleven niet uit. En weer volgden er financieel zware tijden Er wordt weer gediscussieerd over contributie, omdat de vereniging te weinig geld heeft. Dit wordt vastgesteld op 15 cent per week van het te spelen seizoen. In 1951 werd definitief besloten om het gehele jaar contributie te heffen. De contributie werd nu vastgesteld op 50 cent per maand. Ook de dames moesten meebetalen. Zij waren nu officieel lid. In 1951 neemt Henk Lek afscheid van de vereniging. Hij was lid vanaf de oprichting en secretaris vanaf 1933. Vrouwen worden steeds belangrijker Op 4 oktober 1957 besluit dhr. M. Voorn zijn voorzittersschap neer te leggen, omdat hij erg teleurgesteld is in het geringe animo van het publiek om de uitvoeringen te bezoeken. De geestelijk adviseur bedankte de voorzitter voor zijn werkzaamheden. Hij ging echter nog in op de sombere motivatie van dhr. M Voorn om zijn bestuurstaken te staken. Zijn woorden waren: “Bestaat een toneelvereniging om het publiek te plezieren? Neen, ontspanning en leerzaam werk voor de leden is het voornaamste. Hier is een cultuur en een apostelstaak te vervullen. Een toneelvereniging heeft de vrije keuze om te spelen wat zij wil, waardoor zij kan bijdragen tot een betere kijk op het Christelijk leven.” Er werden nieuwe bestuursverkiezingen gehouden en voor het eerst in de geschiedenis van St. Genesius werd een vrouw gekozen om de taak als voorzitter te vervullen. Mevrouw Bartels aanvaardde deze taak. Als vijfde bestuurslid werd gekozen Mevrouw Meijer. Een jaar later legt zij haar taak als voorzitter neer evenals haar lidmaatschap en moest er wederom een nieuwe voorzitter gekozen worden. Vanaf die tijd zijn de vrouwen niet meer weg te denken. In 1969 treedt het enige vrouwelijke bestuurslid af, waarna May Verhoef het verzoek doet een nieuw vrouwelijk bestuurslid te kiezen, omdat hij meer sex in de vereniging wel ziet zitten!?! Zijn wens wordt ingewilligd. Jubileum? Genesius heeft al heel wat jubilea gevierd. Als we de geschiedenisboeken er op na kijken, dan worden de jubilea niet altijd in het juiste jaar gevierd…. In 1933 wordt er geopperd om een lustrum te vieren, maar dat werd uitgesteld, omdat de vereniging dan nog niet echt 5 jaar bestond. In 1954 bestond de vereniging 25 jaar. Het juiste jaartal voor een jubileum. Dat werd met de leden bij Leenders gevierd. Dhr. Leenders trakteerde op een extra borrel en een broodmaaltijd, omdat bij hem tenslotte de eerste uitvoering van Genesius gegeven werd. Er waren ook nog drie jubilarissen, namelijk dhr. Van der Meer, dhr. Enthoven en dhr. Winter sr. Zij waren allen lid sinds de oprichting. In 1981 wordt het 50 jarige bestaan gevierd. Wel twee jaar te laat, maar niet met minder plezier. In 1992 wordt het 60 jarige bestaan gevierd. Weer was het een paar jaar te laat. Deze keer had het te maken met de opening van het nieuwe dorpshuis, waar Genesius tot op heden haar toneelstukken opvoert. In april 2009 wordt het 80-jarig bestaan gevierd. Een paar maanden te vroeg, want eigenlijk bestaat Genesius pas in november 80 jaar. Het kan ons weinig schelen. Ondanks alle hoogte- en dieptepunten, oorlog en economische crisistijden zijn wij trots te kunnen zeggen, dat wij meer dan 80 jaar bestaan! |